Nederlands

 
arbeidershuis
Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·bei·ders·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidershuis arbeidershuizen
verkleinwoord arbeidershuisje arbeidershuisjes

Zelfstandig naamwoord

arbeidershuis

  1. klein, eenvoudig huis dat speciaal is gebouwd voor de gezinnen van mensen die laagbetaalde handenarbeid verrichten
     De tientallen eetkramen zijn strategisch opgesteld langs de route met als eindpunt een betonnen sportstadion dat met een hoogte van vijftig meter niet te missen is tussen de arbeidershuisjes. We zijn in de Londense buitenwijk Twickenham, in het oosten van de Britse hoofdstad.[1]
     Toen ik klein was, waren er arbeidershuisjes met het toilet nog buitenshuis.[2]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Geschreven door:Lennart Bloemhof
    “Hoe de Amerikanen Groot-Brittannië veroveren met American football” (24/10/2016), HP de Tijd
  2.   Weblink bron
    Nico Hofstra
    “Marita Mathijsen: ‘Zonder biografieën zouden we niet kunnen leven’” (19/05/2017), HP de Tijd