appellant
- ap·pel·lant
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iem. die in hoger beroep gaat’ voor het eerst aangetroffen in 1467 [1]
- Naamwoord van handeling van appelleren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | appellant | appellanten |
verkleinwoord | - | - |
- (juridisch) partij die in beroep is gegaan
- Het woord appellant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "appellant" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "appellant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ appellant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be