• ape·ri·tief
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘drank voor de maaltijd’ voor het eerst aangetroffen in 1895 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aperitief aperitieven
verkleinwoord aperitiefje aperitiefjes

aperitief o of m

  1. een eetlust opwekkende alcoholische drank die voor de maaltijd genuttigd wordt
    • Na het aperitief zullen we de maaltijd serveren. 
93 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]