Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·con·cep·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het verhinderen van bevruchting’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
  • Afgeleid van conceptie met het voorvoegsel anti- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anticonceptie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de anticonceptiev

  1. (seksualiteit) technieken voor het voorkomen van zwangerschap na geslachtsgemeenschap
    • Het condoom en de pil zijn de belangrijkste vormen van anticonceptie. 
    • Iets minder dan een kwart van de getrouwde Afrikaanse vrouwen gebruikt moderne anticonceptie tegen 60 procent van de getrouwde vrouwen in Azië en Latijns-Amerika. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen