ananas
- ana·nas
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
- van Portugees en Spaans ananás [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ananas | ananassen |
verkleinwoord | ananasje | ananasjes |
- (fruit) Ananas comosus (ook: Ananas sativus), een vrucht van de ananasplant
- In de groentewinkel worden sinds kort ook ananassen verkocht.
- Het kweken van ananassen is lange tijd een hobby geweest op landgoederen in Nederland.
- (plantkunde) een uit Zuid-Amerika afkomstige plant van de soort Ananas comosus
1. een vrucht van de ananasplant
- Het woord ananas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ananas" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ananas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ananas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
ananas m
- (fruit), (plantkunde) ananas
- a·na·nas
Naar frequentie | 13645 |
---|
ananas, g
- (fruit), (plantkunde) Ananas comosus , ananas
ananas
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van ananas
- ananas in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
ananas
- (fruit), (plantkunde) ananas
ananas m
- (fruit), (plantkunde) ananas
- a·na·nas
enkelvoud | meervoud |
---|---|
ananas | ananas |
ananas m
- (fruit), (plantkunde) ananas
ananas m
- (fruit), (plantkunde) ananas
- ana·nas
- Afkomstig uit het Guarani
Naar frequentie | 15601 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ananas | ananasen | ananaser | ananasene |
genitief | ananas' | ananasens | ananasers | ananasenes |
ananas, m
- (fruit), (plantkunde) Ananas comosus , ananas
- a·na·nas
- Afkomstig uit het Guarani
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ananas | ananasen | ananasar | ananasane |
ananas, m
- (fruit), (plantkunde) Ananas comosus , ananas
ananas m
- (fruit), (plantkunde) ananas
- IPA: /ananas/
- ana·nas
- Afgeleid van het Portugese woord ananás.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- ana·nas
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | ananas | ananaslar |
genitief | ananasın | ananasların |
datief | ananasa | ananaslara |
accusatief | ananası | ananasları |
locatief | ananasta | ananaslarda |
ablatief | ananastan | ananaslardan |
ananas
- ana·nas
Naar frequentie | 15714 |
---|
ananas, g
ananas
ananas
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van ananas
ananas