• am·fi·bi·sche

amfibische

  1. verbogen vorm van de stellende trap van amfibisch
     Het leek hem niet te deren en met behulp van zijn stok stapte hij met een bijna amfibische flexibiliteit in de gondel.[1]
  1. Amanda Dykes
    “De vondeling van Venetië” (2023), KokBoekencentrum Uitgevers, ISBN 9789029735353