Nederlands

 
het Catshuis de ambtswoning van de minister-president van Nederland
Uitspraak
Woordafbreking
  • ambts·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ambtswoning ambtswoningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ambtswoning v [1]

  1. een woning die is toegewezen aan de beoefenaar van een ambt
    • De Britse premier Theresa May wordt in reactie op de aanval door veiligheidsmensen afgevoerd bij het parlementsgebouw en snel per auto naar haar ambtswoning aan Downing Street gebracht. Bij de Cabinet Office aan Whitehall zit ze aan het einde van de middag een bijeenkomst voor van het noodcomité Cobra, dat verantwoordelijk is voor de coördinatie van de reactie op ernstige incidenten. Eerder kwam deze commissie bijeen na de terreuraanslag op het Londense openbaar vervoer op 7 juli 2005.[2] 
     Een Turks tv-station heeft beelden uitgezonden waarop te zien zou zijn hoe mannen de stoffelijke resten van de vermoorde Saudische journalist Jamal Khashoggi de ambtswoning van de Saudische consul-generaal binnendragen, in Istanbul.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frank Kuin 22 maart 2017
  3.   Weblink bron “Turks tv-station toont beelden van 'transport resten Khashoggi'” (31-12-2018), NOS