Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·bachts·mens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ambachtsmens ambachtsmensen
verkleinwoord ambachtsmensje ambachtsmensjes

Zelfstandig naamwoord

de ambachtsmensm

  1. (beroep) iemand die met een ambacht het brood verdient
    • De bijna-ramp in Alphen aan de Rijn maakt duidelijk dat ambachtsmensen in Nederland op een zijspoor zijn gezet door arrogante academici, betuttelaars en regeltjesbedenkers. [1] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. de Volkskrant 30 jun. 2016 Geef de macht terug aan ambachtsmensen