ambachtsgezel
- am·bachts·ge·zel
- samenstelling van ambacht en gezel met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambachtsgezel | ambachtsgezellen |
verkleinwoord | ambachtsgezelletje | ambachtsgezelletjes |
de ambachtsgezel m
- (beroep) leerling/ambachtsman die de basisvaardigheden van een ambacht beheerste maar de graad van meester nog niet heeft verkregen
- Het woord 'ambachtsgezel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.