vervoeging van
amarrer

amarres

  1. tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van amarrer
  2. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van amarrer
vervoeging van
amarrar

amarres

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van amarrar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van amarrar