Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·reeds
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

alreeds

  1. (formeel) al, reeds
    • Zoals alreeds werd vermeld. 

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen