• al·ler·lief·ste

allerliefste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van allerliefst
     In het begin van augustus 1785, drie maanden na de geboorte van mijn allerliefste kleine Lodewijk Karel, was ik op Trianon; ik had het voornemen er te blijven tot aan het feest van Saint- Louis en tijdens mijn verblijf daar „De barbier van Sevilla" te spelen.[1]


  1. Victoria Holt
    “Bekentenissen van een koningin” (1968), Saga, ISBN 9788726484847