Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·le·gro·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het allegrootjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord allegro
    • Maar waar heb je dan in godsnaam nog een publieke klassieke radiozender voor? Van Trigt zal voortreffelijk een allegrootje kunnen aankondigen, maar zoals leraren nodig zijn die niet alleen de stof kennen maar erboven staan, zo is Hans Haffmans nodig. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen