Een akelig tafereel: het lichaam van een jongen dat is verbrand als gevolg van een V2-inslag (foto genomen in Antwerpen, 1944)
  • ake·lig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen akelig akeliger akeligst
verbogen akelige akeligere akeligste
partitief akeligs akeligers -

akelig

  1. huiveringwekkend, vreeswekkend, griezelig
    • Het was een akelig gezicht. 
  2. onaangenaam, ziek, naar
    • Hij voelt zich al een aantal dagen lang akelig. 
  3. vervelend
    • Wat een akelige jongen is dat toch! 
     Trek je niets van dat akelige mens aan.[4]
  4. heel erg (gebruikt als eerste deel van een frase om de kenmerkende eigenschap van het vervolg te benadrukken)
     Maar Lady en de Vagebond was tot mijn verbazing akelig goed en het was een geluk dat ik de hele tijd mijn tranen kon drogen in het donker zonder dat iemand het zag.[5]
stellend vergrotend overtreffend
akelig akeliger het akeligst


akelig

  1. in hoge mate
    • De huur van dit huis is echt akelig hoog. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]