afzienbaar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afzienbaar (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·zien·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van afzien met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afzienbaar | afzienbaarder | afzienbaarst |
verbogen | afzienbare | afzienbaardere | afzienbaarste |
partitief | afzienbaars | afzienbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
afzienbaar
- niet zo heel veel, over niet al te lange tijd
- Het is nog maar een afzienbare tijd todat hij zijn examen haalt.
Antoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord afzienbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afzienbaar" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be