Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • afunc·ti·o·neel
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afunctioneel afunctioneler afunctioneelst
verbogen afunctionele afunctionelere afunctioneelste
partitief afunctioneels afunctionelers -

Bijvoeglijk naamwoord

afunctioneel

  1. van iets dat het niet werkzaam is; iets dat het geen praktisch nut heeft
     Online boeken gaat niet. Je moet je naar hun hoofdkantoor verplaatsen om te kunnen boeken. Een typisch afunctioneel en buiten proporties ontworpen gebouw, gelegen op een centrale plaats in de hoofdstad, waar enkel een Jomme Dockx figuur zich thuis voelt.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Maxim De Zitter
    “NEPAL - Ministry of Silly Tickets” (17/03/2014), De Standaard