afschoffelen
- af·schof·fe·len
- samenstelling van af bw en schoffelen ww
afschoffelen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afschoffelen |
schoffelde af |
afgeschoffeld |
zwak -d | volledig |
- met een schoffel afsnijden van de wortels van een onkruid
- met een schoffel verwijderen
- het voltooien van het schoffel werk
- langzaam naar beneden schuifelen
- Het woord 'afschoffelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.