Het haar afscheren.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·sche·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afscheren
/ˈɑf.sχɪːrə(n)/
schoor af
/sχo̝ːr ˈɑf/
afgeschoren
/ˈɑf.χə.sχo̝ːrə(n)/
klasse 2 volledig

Werkwoord

afscheren

  1. overgankelijk met een scheermes geheel verwijderen
    • Hij schoor zijn baard af. 
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be