afristen
Niet te verwarren met: afritsen |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·ris·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en risten ww
Werkwoord
afristen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afristen |
ristte af |
afgerist |
zwak -t | volledig |
- van planten de blaadjes of vruchten met een wrijvende beweging verwijderen
- De rode bessen moeten na het plukken met een vork worden afgerist
Synoniemen
Vertalingen
1. van planten de blaadjes of vruchten met een wrijvende beweging verwijderen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afrissen |
afristen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afrissen
- ...dat wij afristen.
- ...dat jullie afristen.
- ...dat zij afristen.
- ...dat wij afristen.
Gangbaarheid
- Het woord afristen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afristen" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be