Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kic·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ontwennen van drugs’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
  • samenstelling van  af  en  kicken  [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkicken
kickte af
afgekickt
zwak -t volledig

Werkwoord

afkicken

  1. Het stoppen van een verslaving of gewoonte met ontwenningsverschijnselen.
    • Vrijwillig afkicken heeft bijna nooit succes, hoewel elke nieuwe methode weer enthousiast wordt ontvangen en er fantastische resultaten worden beloofd. 
    • Paling helpt als verslavingsarts bij een zorginstelling in Leiden mensen bij het afkicken van alcohol, drugs én wat hij ‘benzo’s’ noemt.[3] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen