Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad·struc·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘toelichting, staving’ voor het eerst aangetroffen in 1683 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord adstructie adstructies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de adstructiev [3]

  1. toelichting,
    • Nu, twintig jaar later, zie ik het direct op het schoolplein van de Britse school in Warschau waar mijn kinderen naartoe gaan. Deze moeders lijken in niets op de vrouwen op het schoolplein in Amsterdam. Ook een niet getraind oog ziet dat plastisch chirurgen hier ingrijpend werk mochten verrichten. Nog opvallender is de kleding: dit zijn geen ‘ik-moet-snel-door-naar-mijn-werk-moeders’. De dure Vuitton-tassen bevatten louter opmaakgerei en de hoge hakken verbieden snelheid in welke vorm ook. Sommige lijken te hebben geoefend op een soort mannequinloopje, waarbij je iedere voet pal voor de andere zet. Ik maak stiekem een paar foto’s met mijn telefoon, om naar huis te sturen ter adstructie van mijn verbazing. Dat vertel ik mijn vrouw later met enige schroom; je lijkt toch snel op een vieze gluurder. Maar die schroom neemt zij weg wanneer ze zelf voor het eerst het schoolplein betreedt. „Modepoppen”, zegt ze misprijzend. En vooral: „Wat zijn het er veel!” Dat is inderdaad opvallend: Poolse modepoppen domineren. Nauwelijks een Britse ouder te bekennen bij deze Britse school. Navraag leert: het aantal Poolse kinderen is snel gestegen, tot meer dan de helft. Dat blijkt een trend. Van de bijna 3,8 miljoen leerlingen van internationale scholen met Engels als voertaal, komt tachtig procent uit de buurt. Inlanders. Uit de cijfers van de International School Consultancy Group (ISC) blijkt dat dit dertig jaar geleden twintig was. Tachtig procent van de leerlingen kwam toen uit een buitenland. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen