Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·voet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achtervoet achtervoeten
verkleinwoord achtervoetje achtervoetjes

Zelfstandig naamwoord

de achtervoetm

  1. (anatomie) de voeten of hoeven aan de achterpoten van vee
     De diefstal gaat hem aan het hart. "Ik had haar drieëneenhalf jaar lang beleerd, ze was er helemaal klaar voor en dan nu dit. Verdomd jammer." De waarde van het stamboekpaard: tussen de 4 en 5000 euro. De kenmerken van Löpke: enkele witte haren op de bles en aan de rechter achtervoet een kleine verwonding.[2]
     De achtervoeten van het vee mogen niet gegeten worden, omdat zich daar de verwrongen spier bevindt (Gen. 32:32). De slachter verwijdert ook het verboden vet (chelev). Daarna wordt het vlees gepoorst (ontaderd en ontvliesd), in water geweekt en ingezouten.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Löpke spoorloos verdwenen” (08-04-2008), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Huib de Vries
    “Kosjer in Nederland” (25 september 2009), Reformatorisch Dagblad