achternageven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van achternageven | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | achternageven | achterna te geven | ||||||
toekomend | zullen achternageven achterna zullen geven |
te zullen achternageven achterna te zullen geven | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben achternagegeven | te hebben achternagegeven | ||||||
toekomend | achternagegeven zullen hebben | achternagegeven te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
achternagevend | achternagegeven | ev. geef achterna |
mv. verouderd geeft achterna |
geve achterna (bijzin) achternageve | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | geef achterna | geeft achterna | geeft achterna | geeft achterna | geeft achterna | geven achterna | geven achterna | geven achterna | |
verleden (o.v.t.) | gaf achterna | gaf achterna | gaf achterna | gaaft achterna | gaf achterna | gaven achterna | gaven achterna | gaven achterna | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal achternageven | zult/zal achternageven | zult/zal achternageven | zult achternageven | zal achternageven | zullen achternageven | zullen achternageven | zullen achternageven | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou achternageven | zou achternageven | zou(dt) achternageven | zoudt achternageven | zou achternageven | zouden achternageven | zouden achternageven | zouden achternageven | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | achternageef | achternageeft | achternageeft | achternageeft | achternageeft | achternageven | achternageven | achternageven | |
verleden (o.v.t.) | achternagaf | achternagaf | achternagaf | achternagaaft | achternagaf | achternagaven | achternagaven | achternagaven | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal achternageven achterna zal geven |
zult/zal achternageven achterna zult/zal geven |
zult/zal achternageven achterna zult/zal geven |
zult achternageven achterna zult geven |
zal achternageven achterna zal geven |
zullen achternageven achterna zullen geven |
zullen achternageven achterna zullen geven |
zullen achternageven achterna zullen geven | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou achternageven achterna zou geven |
zou achternageven achterna zou geven |
zou(dt) achternageven achterna zou(dt) geven |
zoudt achternageven achterna zoudt geven |
zou achternageven achterna zou geven |
zouden achternageven achterna zouden geven |
zouden achternageven achterna zouden geven |
zouden achternageven achterna zouden geven | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb achternagegeven | hebt achternagegeven | hebt/heeft achternagegeven | hebt achternagegeven | heeft achternagegeven | hebben achternagegeven | hebben achternagegeven | hebben achternagegeven | |
verleden (v.v.t.) | had achternagegeven | had achternagegeven | had achternagegeven | hadt achternagegeven | had achternagegeven | hadden achternagegeven | hadden achternagegeven | hadden achternagegeven | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal achternagegeven hebben | zal/zult achternagegeven hebben | zult/zal achternagegeven hebben | zult achternagegeven hebben | zal achternagegeven hebben | zullen achternagegeven hebben | zullen achternagegeven hebben | zullen achternagegeven hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou achternagegeven hebben | zou achternagegeven hebben | zou/zoudt achternagegeven hebben | zoudt achternagegeven hebben | zou achternagegeven hebben | zouden achternagegeven hebben | zouden achternagegeven hebben | zouden achternagegeven hebben |