vervoeging van
accidentar

accidentaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van accidentar
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van accidentar
vervoeging van
accidentarse

accidentaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van accidentarse
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van accidentarse