Nederlands

 
1. Tussen de tanden is een keramisch abutment zichtbaar.
Uitspraak
Woordafbreking
  • abut·ment
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord abutment abutments
verkleinwoord abutmentje abutmentjes

Zelfstandig naamwoord

het abutmento

  1. (tandheelkunde) verbindingsstuk om kroon op tandimplantaat te bevestigen
     Bij sommige systemen is het abutment geheel van zirkoniumoxide. Een dergelijk abutment wordt met een metalen schroef vastgezet.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    H. Meijer & G. de Lange
    “Prothetiek en orale implantologie” (2006), Bohn Stafleu van Loghum, Houten, ISBN 9789031341436, p. 13 kol. 2


Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
abutment abutments

Zelfstandig naamwoord

abutment

  1. aanrakingspunt
  2. iets wat steun geeft tegen een verschuiving opzij
    1. (bouwkunde) steunbeer
    2. (bouwkunde) landhoofd, bruggenhoofd