vervoeging van
abriter

abrite

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van abriter
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van abriter
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van abriter