Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·ces
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ettergezwel’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord abces abcessen
verkleinwoord abcesje abcesjes

Zelfstandig naamwoord

het abceso

  1. (medisch) een ophoping van pus in het lichaam, daarbij een onnatuurlijke holte vormend
    • Als je door een lokale ontsteking niet meer kunt slapen is er meestal sprake van een abces. 
    • Als een abces doorbreekt is de pijn meestal direct verdwenen. 
    • De behandeling van een abces is incisie en drainage. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen