vervoeging van
abîmer

abîme

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van abîmer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van abîmer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van abîmer