• aar·ze·len·de
vervoeging van: aarzelen
verbogen vorm: aarzelendee

aarzelende

  1. verbogen vorm van aarzelend, het onvoltooid deelwoord van aarzelen

aarzelende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van aarzelend
     Daarin hadden ze na de eerste aarzelende tijd een ongedwongen gemeenschappelijk onderwerp gevonden, ze hadden allebei zonen in het leger, 'ergens in Zweden' zoals het heette in dat liedje, Ze maakte zich zorgen dat het leger te veel tijd zou kosten.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142