aantippen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aantippen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aantippen | aan te tippen | ||||||||
toekomend | zullen aantippen aan zullen tippen |
te zullen aantippen aan te zullen tippen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangetipt | te hebben aangetipt | ||||||||
toekomend | aangetipt zullen hebben | aangetipt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aantippend | aangetipt | ev. tip aan |
mv. verouderd tipt aan |
tippe aan (bijzin) aantippe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | tip aan | tipt aan | tipt aan | tipt aan | tipt aan | tippen aan | tippen aan | tippen aan | |||
verleden (o.v.t.) | tipte aan | tipte aan | tipte aan | tipte aan | tipte aan | tipten aan | tipten aan | tipten aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aantippen | zult/zal aantippen | zult/zal aantippen | zult aantippen | zal aantippen | zullen aantippen | zullen aantippen | zullen aantippen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aantippen | zou aantippen | zou(dt) aantippen | zoudt aantippen | zou aantippen | zouden aantippen | zouden aantippen | zouden aantippen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aantip | aantipt | aantipt | aantipt | aantipt | aantippen | aantippen | aantippen | |||
verleden (o.v.t.) | aantipte | aantipte | aantipte | aantipte | aantipte | aantipten | aantipten | aantipten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aantippen aan zal tippen |
zult/zal aantippen aan zult/zal tippen |
zult/zal aantippen aan zult/zal tippen |
zult aantippen aan zult tippen |
zal aantippen aan zal tippen |
zullen aantippen aan zullen tippen |
zullen aantippen aan zullen tippen |
zullen aantippen aan zullen tippen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aantippen aan zou tippen |
zou aantippen aan zou tippen |
zou(dt) aantippen aan zou(dt) tippen |
zoudt aantippen aan zoudt tippen |
zou aantippen aan zou tippen |
zouden aantippen aan zouden tippen |
zouden aantippen aan zouden tippen |
zouden aantippen aan zouden tippen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangetipt | hebt aangetipt | hebt/heeft aangetipt | hebt aangetipt | heeft aangetipt | hebben aangetipt | hebben aangetipt | hebben aangetipt | |||
verleden (v.v.t.) | had aangetipt | had aangetipt | had aangetipt | hadt aangetipt | had aangetipt | hadden aangetipt | hadden aangetipt | hadden aangetipt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangetipt hebben | zal/zult aangetipt hebben | zult/zal aangetipt hebben | zult aangetipt hebben | zal aangetipt hebben | zullen aangetipt hebben | zullen aangetipt hebben | zullen aangetipt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangetipt hebben | zou aangetipt hebben | zou/zoudt aangetipt hebben | zoudt aangetipt hebben | zou aangetipt hebben | zouden aangetipt hebben | zouden aangetipt hebben | zouden aangetipt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangetipt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangetipt | er is aangetipt | |||||||||
verleden | er werd aangetipt | er was aangetipt | |||||||||
toekomend | er zal aangetipt worden | er zal aangetipt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangetipt worden | er zou aangetipt zijn | |||||||||
lijdende vorm aangetipt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangetipt worden | aangetipt te worden | ||||||||
toekomend | aangetipt zullen worden | aangetipt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangetipt zijn | aangetipt te zijn | ||||||||
toekomend | aangetipt zullen zijn | aangetipt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangetipt | wordt aangetipt | wordt aangetipt | wordt aangetipt | wordt aangetipt | worden aangetipt | worden aangetipt | worden aangetipt | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangetipt | werd aangetipt | werd aangetipt | werdt aangetipt | werd aangetipt | werden aangetipt | werden aangetipt | werden aangetipt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangetipt worden | zult aangetipt worden | zult aangetipt worden | zult aangetipt worden | zal aangetipt worden | zullen aangetipt worden | zullen aangetipt worden | zullen aangetipt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangetipt worden | zou aangetipt worden | zou/zoudt aangetipt worden | zoudt aangetipt worden | zou aangetipt worden | zouden aangetipt worden | zouden aangetipt worden | zouden aangetipt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangetipt | bent aangetipt | bent/is aangetipt | zijt aangetipt | is aangetipt | zijn aangetipt | zijn aangetipt | zijn aangetipt | |||
verleden (v.v.t.) | was aangetipt | was aangetipt | was aangetipt | waart aangetipt | was aangetipt | waren aangetipt | waren aangetipt | waren aangetipt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangetipt zijn | zult aangetipt zijn | zult aangetipt zijn | zult aangetipt zijn | zal aangetipt zijn | zullen aangetipt zijn | zullen aangetipt zijn | zullen aangetipt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangetipt zijn | zou aangetipt zijn | zou/zoudt aangetipt zijn | zoudt aangetipt zijn | zou aangetipt zijn | zouden aangetipt zijn | zouden aangetipt zijn | zouden aangetipt zijn |