Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·stu·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aansturen
stuurde aan
aangestuurd
zwak -d volledig

Werkwoord

aansturen

  1. overgankelijk leiding geven aan iets
    • Ik ga jullie vandaag in jullie werk aansturen. 
  2. overgankelijk (techniek) regelen, in werking stellen
    • Een of meerdere ventilatieroosters worden per groep aangestuurd vanuit de centrale sturing. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be