Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·stre·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanstrepen
streepte aan
aangestreept
zwak -t volledig

Werkwoord

aanstrepen

  1. overgankelijk markeren door middel van een streep
    • Hij streepte de passage aan met zijn potlood. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be