Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·kon·dig·den

Werkwoord

vervoeging van
aankondigen

aankondigden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aankondigen
    • ...dat wij aankondigden. 
    • ...dat jullie aankondigden. 
    • ...dat zij aankondigden. 
     Lol, in plaats van zwemvliezen die de grootste tragedie van haar leven aankondigden.[1]

Verwijzingen