WikiWoordenboek:Limburgse naamvallen

Het Limburgs is een behoudende Germaanse taal en kent veel verbuigingen, meer dan bijvoorbeeld het Duits. Er zijn vijf naamvallen en twee anderen hebben nog wat sporen achtergelaten. Oorspronkelijk kende het Limburgs er vier: nominatief, genitief, datief en accusatief. Verder waren er nog wat sporen van de instrumentalis. Later zijn er twee naamvallen bijgekomen, de locatief en de vocatief. In principe zijn er geen regelmatige verbuigingen, maar veel woorden kennen overeenkomsten die hieronder worden weergegeven.

Nominatief bewerken

De nominatief (èègenersval) is het onderwerp van de zin of het naamwoordelijk deel. Het enkelvoud is de zogenaamde vriestäöndje vórm (vrijstaande vorm) en het meervoud is de stam.

Miene-n handj haet wönj.
Mijn hand is verwond.
Mien henj höbbe wönj.
Mijn handen zijn verwond.

De lidwoorden voor mannelijk zijn: de, d'n, d'r, voor vrouwelijk: de, voor onzijdig: 't en voor meervoud: de.

Genitief bewerken

De genitief (èègedómsval) duidt bezit aan. Het enkelvoud is de stam + (e)s en het meervoud is de stam. Bij vrouwelijke woorden is de genitief hetzelfde als de nominatief.

De spraok dès lenjes.
De taal van het land.
De spraok dèr lenj.
De taal van de landen.

De lidwoorden voor mannelijk en onzijdig zijn: dès en voor vrouwelijk en meervoud: dèr.

Er bestaat een constructie, die zeldzaam voorkomt, om deze naamval te omzeilen, namelijk een met het voorzetsel ven (van) + datief.

Locatief bewerken

De locatief (richtingsval) is een naamval die richting aanduidt en ongeveer zoiets als naar/richting ... betekent. De locatief heeft meestal een eigen stam met de uitgangen -es, -eske, -ese, -eskes. Er zijn geen regels over hoe de locatiefstam gemaakt wordt.

Gank meh 'ns randjes!
Ga eens naar die rand daar!

De locatief reageert niet op voorzetsels. Echter bestaat er wel een uitzondering, namelijk (te) + persoonlijk voornaamwoord: tö mientj, tö dientj, tö zientj, tö-n óssentj, etc.

Er zijn verschillende theorieën over de oorsprong van de locatief. Zo zou hij een verzwakking van -waerts (als in heives, heimwaerts) zijn, een eeuwen oude vorm die in alle andere Germaanse talen verloren is gegaan of geleend is van een onbekende taal. Overeenstemming hierover is er niet.

De locatief kan niet ontlopen worden. In veel plaatsen in Limburg wordt de locatief wel eens vervangen door een constructie met nao (na). Dit is echter geen correct Limburgs, nao betekent namelijk na en niet naar.

De datief (rèèksval) is het medewerkend voorwerp. Verder duidt de datief tijd en plaats aan. De datief is hetzelfde als de nominatief, met uizondering van enkelvoud mannelijk en vrouwelijk waar het de stam + e is. Veel voorzetsels, zoals van (van) nemen altijd de datief aan, sommige (keuzevoorzetsels) nemen de datief aan als een onbewegend voorwerp zich op een plaats bevindt. Als er beweging is, wordt het een accusatief:

ich staon óp g'm renje tegen ich loup euver ge randj.
ik sta op de rand tegen ik loop over de rand.

Bij geval één is er geen sprake van beweging, dus gebruikt men een datief. Bij geval twéé is er sprake van beweging, dus gebruikt men een accusatief.

Accusatief bewerken

De accusatief (veurwèrpsval) is het lijdende voorwerp. De verbuiging is in vrijwel alle gevallen hetzelfde als de nominatief, behalve bij de eerste persoon mannelijk enkelvoud/

Instrumentalis bewerken

De instrumentalis (middelsval) is een dode naamval. Hij komt nog in één geval voor, namelijk met dèstö (dèstö baeter, des te beter). De instrumentalis is vervangen door de datief.

Vocatief bewerken

De vocatief (oetroopsval) is een dode naamval. Hij ontstond door verzwakking van woorden in een uitroep. Hij komt nog bij een tiental woorden voor. De bekendste vormen zijn hèr (van hieër, heer), miens (meneer, van miensj, man/mens) en vrèwme (mevrouw, van vrówmès, vrouw). De vocatief is voor de rest vervangen door de nominatief/accusatief.

Postpositionalis bewerken

De postpositionalis (achterval) komt voor als de voorzetsel aaf en trök achter het zelfstandig naamwoord gezet worden. Kenmerken zijn een umlaut waar mogelijk en het lidwoord wordt ingesloten, zoals bij de Scandinavische talen:

  • trepperaaf -> trepperènaaf
  • waekertrök -> waekerèntrök
  • lenjeraaf -> lenjerèdaaf