WikiWoordenboek:Bepaling

Een bepaling is een zinsdeel dat meer informatie geeft over een ander zinsdeel (onderwerp, voorwerp, persoonsvorm), het bepaalt dus een ander zinsdeel.

Soorten bewerken

We maken een onderscheid tussen:

  1. bijvoeglijke bepaling,
  2. bijwoordelijke bepaling,
  3. bepaling van gesteldheid (ook predicatieve of dubbel verbonden bepaling genoemd).

Bijvoeglijke bepaling bewerken

Een bijvoeglijke bepaling zegt iets meer over een er vlakbij staand zinsdeel (het antecedent) en is meestal een bijvoeglijk of bezittelijke voornaamwoord. Het is altijd een deel van een ander zinsdeel.

Enkele voorbeelden:

  • Ik eet een kleine appel.
  • Mijn appel was snel opgegeten.
  • Ik drink nu een kop thee.
  • Ik hoor de hond van de buren blaffen.

Bijwoordelijke bepaling bewerken

Een bijwoordelijke bepaling zegt - net zoals een bijwoord - iets meer over het gezegde.

Er worden meerdere soorten bijwoordelijke bepalingen onderscheiden:

  1. Bijwoordelijke bepaling van tijd
    (Wanneer? "Gisteren was ik niet thuis." "Om vijf uur zal hij thuis zijn.")
  2. Bijwoordelijke bepaling van plaats
    (Waar? "Het huisje van grootmoeder stond in het bos.")
  3. Bijwoordelijke bepaling van richting
    (Naar waar? Waarheen? "Wij gaan naar huis." "Roodkapje ging alleen het bos in.")
  4. Bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid of wijze
    (Hoe? "Je moet sneller werken, anders krijg je het nooit af." "De maaltijd was door vader met liefde bereid.")
  5. Bijwoordelijke bepaling van middel
    (Op welke manier? Waarmee? "Ik schil de appel met een mes.")
  6. Bijwoordelijke bepaling van doel
    (Met welk doel? "Sommige mensen doen het alleen voor het geld.")
  7. Bijwoordelijke bepaling van oorzaak
    (Waardoor? "De jongen liet van schrik zijn ijsje uit vallen.")[1]
  8. Bijwoordelijke bepaling van reden
    (Waarom? "Met het oog op de toekomst ben ik aan het sparen.")[1]
  9. Bijwoordelijke bepaling van gevolg
    (Doordat? "Tot mijn grote vreugde kwam mijn vriend mij helpen." "Het vriest dat het kraakt".)
  10. Bijwoordelijke bepaling van bevestiging
    (Bevestiging dat de handeling van het gezegde gebeurt. "Ik heb dat juist wel gezegd.")
  11. Bijwoordelijke bepaling van ontkenning of negatie
    (Ontkenning dat de handeling van het gezegde gebeurt. "Ik heb dat niet gedaan.")
  12. Bijwoordelijke bepaling van voorwaarde
    (Op welke voorwaarde? "Bij regen blijf ik liever binnen.")
  13. Bijwoordelijke bepaling van omstandigheid
    (Wat is er (tegelijkertijd) aan de hand? "Onder luid applaus sloot de artiest het concert af." "Met een verraste blik pakte hij het geschenk aan.")
  14. Bijwoordelijke bepaling van beperking
    (Met beperking, uitzondering van wie of wat? "Met uitzondering van Jan vond iedereen de voorstelling fantastisch.")
  15. Bijwoordelijke bepaling van toegeving
    (Ondanks wat? "Ondanks alle tegenslagen hebben we toch een mooie reis gemaakt.")
  16. Bijwoordelijke bepaling van vergelijking
    (In vergelijking met? "In vergelijking met zijn zus is hij traag." Alsof hij/zij/het was? "Zij deed of zij gek was." "Zij is groter dan hem.)
  17. Bijwoordelijke bepaling van modaliteit
    (Drukt een verstands- of gevoelsmodaliteit uit. "Gelukkig liep alles goed af." "Ik wacht al een uur op je.")
  18. Bijwoordelijke bepaling van maat
    (Hoeveel? "Ik heb twintig kilometer gelopen.”)
  19. Bijwoordelijke bepaling van frequentie
    (Hoe vaak? Ik ga meestal op zaterdag naar de sportschool.)
  20. Bijwoordelijke bepaling van graad
    (Hoe erg? In welke mate? "De docent was erg tevreden over de resultaten van haar leerlingen.” “Het waait vandaag flink.”)
  21. Bijwoordelijke bepaling van volledigheid of kwantificerende bepaling
    (In welke mate geldt het in zijn totaliteit? "P.C. Boutens is een bijna vergeten dichter." "De fles is praktisch leeg.")
  22. Bijwoordelijke bepaling van verhouding (Met verhouding tot? "Naarmate we dichterbij kwamen, zagen we steeds meer gebouwen opdoemen." "We werden ingedeeld naar lengte.)

Bepaling van gesteldheid bewerken

De bepaling van gesteldheid, die ook wel predicatieve bepaling of dubbel verbonden bepaling wordt genoemd, heeft een tweeledige functie: het geeft zowel informatie over het onderwerp of lijdend voorwerp als meer informatie over het in het gezegde uitgedrukte. Men kan een onderscheid maken tussen:

  1. Bepaling van gesteldheid tijdens de handeling
    (De gesteldheid vindt tegelijk met de beschreven handeling plaats en kan worden herschreven tot een bijzin met terwijl of toen. "Ik lag wakker in bed." ("Terwijl ik wakker was, lag ik in bed.") "De jongen liep dansend naar huis." (er wordt ook vaak een onvoltooid deelwoord gebruikt om een bepaling van gesteldheid uit te drukken)
  2. Bepaling van gesteldheid volgens de handeling
    (De gesteldheid van het onderwerp of lijdend voorwerp is geen gevolg van de beschreven handeling. "De soep smaakt verrukkelijk." "We vonden de voorstelling saai.")
  3. Bepaling van gesteldheid als gevolg van de handeling
    (De gesteldheid is het gevolg van de beschreven handeling: "Zij is tot schepen benoemd." "De vaas viel in scherven.)
  1. 1,0 1,1 Ook wel bijwoordelijk bepaling van causaliteit genoemd.

Externe links bewerken