Ein Verkehrsunfall
Een verkeersongeval
  • Ver·kehrs·un·fall
  • Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Verkehr en Unfall met het voorvoegsel ver-, met het invoegsel -s- en met het voorvoegsel un-
enkelvoud meervoud
nominatief der Verkehrsunfall die Verkehrsunfälle
genitief des Verkehrsunfalles
des Verkehrsunfalls
der Verkehrsunfälle
datief dem Verkehrsunfall den Verkehrsunfällen
accusatief den Verkehrsunfall die Verkehrsunfälle

Verkehrsunfall, m

  1. (verkeer) verkeersongeluk, verkeersongeval
    «Bei einem Verkehrsunfall am Freitagnachmittag ist ein Radfahrer verletzt worden.»
    Bij een verkeersongeval is vrijdagmiddag een fietser gewond geraakt.