uitkraagde: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} * {{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} {{-syll-}} * uit·kraag·de {{-verb-|0}} {{ovt-enk|uitkragen}}'
(geen verschil)

Versie van 2 feb 2021 06:34

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·kraag·de

Werkwoord

vervoeging van
uitkragen

uitkraagde

  1. enkelvoud verleden tijd van uitkragen
    • Ik uitkraagde. 
    • Jij uitkraagde. 
    • Hij, zij, het uitkraagde.