boosdoener: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Mathonius (overleg | bijdragen)
Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-syll-}} *boos·doe·ner {{-etym-}} *Samenstelling van boosdoen {{suff|nld|-er}}. {{-nlnoun-|boosdoener|boosdoeners|boosdoenertje|boosdoenertjes}} {...'
(geen verschil)

Versie van 20 jul 2012 20:42

Nederlands

Woordafbreking
  • boos·doe·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boosdoener boosdoeners
verkleinwoord boosdoenertje boosdoenertjes

Zelfstandig naamwoord

boosdoener m

  1. iemand wiens daden een nadelig effect hebben
    • ...ik ben oordeel, dat wie een boosdoener aan justitie overlevert, zijn plicht doet jegens zijne medeburgers! [1]
  2. iets wat een nadelig effect heeft
    • Wij vroegen wie de grootste milieuvervuilers zijn. In het rijtje grote boosdoeners komt de personenauto pas op de tweede plaats. [2]
Schrijfwijzen

Verwijzingen

  1. Bosboom-Toussaint
    , Anna Louisa Geertruida (1898). De Delftsche wonderdokter, p. 70. Uitg.: D. Bolle.
  2. Ronteltap
    , Ruud (juni 1989). "Schone auto ja openbaar vervoer nee", p. 17. Kampioen, deel 107, nr. 6.