Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·blaas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemblaas zwemblazen
verkleinwoord zwemblaasje zwemblaasjes

Zelfstandig naamwoord

de zwemblaasv / m

  1. (zoötomie) interne zak bij vissen van de superklasse der beenvissen Osteichthyes   waarvan de vulling met gas het drijfvermogen van het dier bepaalt
    • De wanden van de zwemblaas zijn gasdicht door een groot gehalte aan guaninekristallen. 

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be