zul
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zul
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zullen |
zul
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zullen
- Zul je?
Achterhoeks
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zul | zullen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
zul
Synoniemen
Nedersaksisch
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zul | zullen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
zul