Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wo·ning·in·rich·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woninginrichting woninginrichtingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de woninginrichtingv

  1. het aanbrengen van meubelen en andere materialen in een woning