woningbouwvereniging
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wo·ning·bouw·ver·eni·ging
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woningbouw en vereniging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woningbouwvereniging | woningbouwverenigingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de woningbouwvereniging v
- instelling belast met (gesubsidieerde) woningbouw en met de exploitatie (verhuur) en het onderhoud van woningen
- als je ziet wat sommige woningbouwverenigingen (Rochdale) tegenwoordig voor directeuren hebben of hadden, krijg je een heel vieze smaak in je mond. [1]
Synoniemen
- woningbedrijf, woningbouwcoöperatie, woningbouwcorporatie, woningbouwstichting, woningcoöperatie, woningcorporatie, woningstichting, wooncorporatie, woonstichting
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord woningbouwvereniging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.