wiskundeleraar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wis·kun·de·le·raar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wiskunde en leraar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wiskundeleraar | wiskundeleraars wiskundeleraren |
verkleinwoord | wiskundeleraartje | wiskundeleraartjes |
Zelfstandig naamwoord
de wiskundeleraar m
- (onderwijs) (beroep) een leraar die les geeft in het schoolvak waarin rekenen, wiskunde en algebra wordt behandeld.
Verwante begrippen
- aardrijkskundeleraar, biologieleraar, economieleraar, geschiedenisleraar, godsdienstleraar, handvaardigheidleraar, informaticaleraar, muziekleraar, natuurkundeleraar, scheikundeleraar, sportleraar, techniekleraar, tekenleraar
- wiskundeboek, wiskundeles, wiskundelerares, wiskundelokaal, wiskundeonderwijs
Gangbaarheid
- Het woord wiskundeleraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.