Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·jaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorjaar voorjaren
verkleinwoord voorjaartje voorjaartjes

Zelfstandig naamwoord

het voorjaaro

  1. de lente
    • In het voorjaar komen nieuwe blaadjes aan de bomen. 
     De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie wilde de raket afgelopen voorjaar voor het eerst lanceren, maar dat wordt nu op zijn vroegst in augustus. Er zijn dan nog geen astronauten aan boord, maar wel drie poppen met sensoren.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen