Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: vista's

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·tas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vistas vistassen
verkleinwoord vistasje vistasjes

Zelfstandig naamwoord

vistas m/v

  1. buidel of koffertje met benodigdheden voor het hengelen
    • Gloria legt op elk bord twee boterhammen en stopt dan een half witbrood in haar vistas. [1]

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
vestir

vistas

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestir
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestir
vervoeging van
vestirse

vistas

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestirse
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van vestirse