verzoenend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  verzoenend    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ver·zoe·nend

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van verzoenen

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	verzoenend	verzoenender	verzoenendst
verbogen	verzoenende	verzoenendere	verzoenendste
partitief	verzoenends	verzoenenders	-

Bijvoeglijk naamwoord

verzoenend

1. het vermogen hebbend om ruzies te doen stoppen en vriendschappen te herstellen

   • Vrouwen moesten nog twee jaar wachten voordat ze konden stemmen. Dat het uiteindelijk zover kwam was mede te danken aan Aletta Jacobs. Meer dan 35 jaar lang - een half mensenleven - had zij zich daarvoor ingezet. Zij vierde de overwinning met verzoenende woorden.  
   • Burgemeester Sadiq Khan wilde een grote opkomst. Hij kreeg Trafalgar Square vol. Khan wilde een eerbetoon aan de dodelijke slachtoffers van de aanslag. Een paar duizend man bogen hun hoofden in stilte terwijl drie kaarsen schitterden in de Londense schemering - voor de op dat moment bekende drie slachtofffers, die er donderdag vier zouden worden. Khan wilde een verzoenend samenkomen, waar wederzijds begrip centraal stond. Ook dat kreeg hij. 

Synoniemen

• vergevingsgezind, clement, genadig, sussend, goedmakend, bijleggend, conciliërend

Verwante begrippen

• verzoenen

Vertalingen

    1.   

Engels: forgiving (en)

Werkwoord

vervoeging van:	verzoenen
verbogen vorm:	verzoenende

verzoenend

1. onvoltooid deelwoord van verzoenen

Gangbaarheid

• Het woord verzoenend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.