Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zoen·de

Werkwoord

vervoeging van
verzoenen

verzoende

  1. enkelvoud verleden tijd van verzoenen
    • Ik verzoende. 
    • Jij verzoende. 
    • Hij, zij, het verzoende. 
  2. verbogen vorm van verzoend, voltooid deelwoord van verzoenen