Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·bin·te·nis
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘rechtsbetrekking waardoor over en weer rechten en verplichtingen ontstaan’ voor het eerst aangetroffen in 1299.[1]
  • Naamwoord van handeling van verbinden met het achtervoegsel -enis; Middelnederlands verbintenisse, naast verbontenisse, verbuntenisse.
enkelvoud meervoud
naamwoord verbintenis verbintenissen
verkleinwoord verbintenisje verbintenisjes

Zelfstandig naamwoord

de verbintenisv

  1. verbindende afspraak
    • Feijenoord pakte door met het verlengen van een aantal verbintenissen. 
  2. (juridisch) vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee personen, krachtens welke de presteerder (schuldenaar) een bepaalde prestatie (doen of nalaten) verschuldigd is aan de andere partij (schuldeiser)
Synoniemen
  • (2) (juridisch Latijn) obligatio
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen