Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·slui·tend
stellend
onverbogen uitsluitend
verbogen uitsluitende
partitief uitsluitends

Bijvoeglijk naamwoord

uitsluitend

  1. geen ruimte voor andere mogelijkheden latend
    • Hij heeft uitsluitende bevoegdheid daartoe. 
  2. alleen maar
     Aan de sluiting van verzorgingshuizen worden twaalf regels besteed, maar daarin wordt het verdwijnen van deze voorziening uitsluitend beschreven als een (kwantitatief) verlies van woonplekken. Terwijl de formule van deze woon-zorgvoorziening juist uniek was: geen scheiding van wonen en zorg, maar juist integratie daarvan.[1]
     Omdat daar geen bruggenbouw mogelijk was geweest in de wintertijd. Dan moest je je uitsluitend bezighouden met het werken aan de tunnels.[2]
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: uitsluiten
verbogen vorm: uitsluitende

uitsluitend

  1. onvoltooid deelwoord van uitsluiten

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Noud Engelen
    “Kwetsbare ouderen hebben beschermde woonomgeving nodig” (14 februari 2020), Trouw
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be