Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tus·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1249 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: tusschen
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: betwixt (Angelsaksisch: betwēox), Duits: zwischen, (Oudhoogduits: zuiski, zwiskēn), Fries: tusken (Oudfries: twisk(a))

Voorzetsel

tussen

  1. met iets aan minimaal twee kanten het kind staat tussen haar ouders
  2. boven de eerstgenoemde waarde, maar onder de grotere laatstgenoemde
  3. na de eerstgenoemde tijd/gebeurtenis, maar voor de latere laatstgenoemde
  4. minstens de eerstgenoemde waarde, maar hoogstens de grotere laatstgenoemde
     Met mijn 43 jaar was ik duidelijk de oudste van het stel, de rest leek ergens tussen de twintig en vijfentwintig.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Bijwoord

  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     tussen  
 persoonlijk     ertussen  
aanwijz.   nabij     hiertussen  
  veraf     daartussen  
  vragend/betrekk.     waartussen  

tussen

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    tussenvoegen: hij voegde een extra bladzijde tussen
  2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    ertussen: Er zat een zeldzame vogel tussen.

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Achterhoeks

Voorzetsel

tussen

  1. tussen; met iets aan minimaal twee kanten
    «Dat huus steet tussen de beume.»
    Dat huis staat tussen de bomen.


Nedersaksisch

Voorzetsel

tussen

  1. tussen; met iets aan minimaal twee kanten
    «Dat huus steet tussen de beume.»
    Dat huis staat tussen de bomen.
Schrijfwijzen


Urkers

Voorzetsel

tussen

  1. tussen; met iets aan minimaal twee kanten